Automatisch ouderlijk gezag?

Op 22 maart 2022  heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen waardoor de ouder die het kind erkent automatisch ouderlijk gezag krijgt. 

Als ouders op het moment dat een kind wordt geboren niet gehuwd of geregistreerd partner zijn, dan heeft alleen de moeder automatisch het ouderlijk gezag.
De andere ouder moet, samen met de moeder, een verzoek doen voor het verkrijgen van het gezamenlijke gezag. Het aanvragen van het gezamenlijke ouderlijk gezag blijkt in de praktijk regelmatig te worden vergeten. Dit kan bij beëindiging van de relatie door scheiding tot allerlei juridische en praktische problemen leiden.
 

De nieuwe situatie

Aan het Burgerlijk Wetboek (boek 1) wordt een nieuwe wetsbepaling toegevoegd (art. 1:251b BW). Deze bepaling regelt dat de ouder die het kind erkent na de ingangsdatum van de wetswijziging door deze erkenning automatisch het ouderlijk gezag heeft over het kind, tenzij:

a. een voogd met de voogdij over het kind is belast;
b. de voorziening in het gezag over het kind is komen te ontbreken;
c. de ouder die het gezag heeft, dit gezamenlijk met een ander dan een ouder uitoefent; of
d. de erkenner eerder het gezag over het kind heeft uitgeoefend.

Ook kunnen de ouders samen besluiten dat het gezag na erkenning alleen bij de moeder blijft rusten.

Door het aangenomen wetsvoorstel wordt wettelijk vastgelegd dat ongehuwde en niet-geregistreerde partners bij het erkennen van hun kind automatisch ouderlijk gezag krijgen zonder hiervoor een apart verzoek te hoeven indienen bij de rechtbank. De noodzaak om te erkennen blijft bestaan. De extra handeling van het aanvragen van het ouderlijk gezag komt te vervallen. Hiermee komen ongehuwde ouders in de dezelfde rechtspositie als gehuwde en geregistreerde ouders voor wat betreft het uitoefenen van het ouderlijk gezag. In het licht van de veranderde samenleving waarbij steeds minder stellen trouwen en er steeds meer informeel wordt samengeleefd, werd het onderscheid tussen ongehuwde en gehuwde ouders niet meer gerechtvaardigd geacht.

Let op: het nieuwe artikel 1:251b BW gaat alleen gelden voor kinderen die worden erkend na de ingangsdatum van de nieuwe wetgeving. Voor kinderen die zijn erkend vóór de invoering van wetswijziging ontstaat niet automatisch ouderlijk gezag door erkenning.
 

Belang van deze nieuwe bepaling

Bij een relatiebeëindiging van samenlevers met kinderen zal eerst onderzocht moeten worden of het kind door de vader of de duo-moeder is erkend. Dit kan door de akte van erkenning op te vragen bij de ouders. Het moment dat de erkenning heeft plaatsgevonden is vervolgens leidend voor het bepalen of het ouderlijk gezag al dan niet automatisch is verkregen. Heeft de ouder het kind erkend vóór de ingangsdatum van de wetswijziging, dan heeft deze niet (automatisch) het ouderlijk gezag. Heeft de erkenning na deze datum plaatsgevonden dan is het ouderlijk gezag, behoudens uitzonderingen, automatisch tot stand gekomen. Dit betekent dat er voor kinderen binnen hetzelfde gezin verschillende situaties kunnen ontstaan. 

De komende jaren zal het nog regelmatig voorkomen dat kinderen zijn erkend voordat de wetswijziging is ingegaan. Het kan zijn dat de vader of duomoeder pas bij de scheiding wordt geconfronteerd met het feit dat het ouderlijk gezag ontbreekt. Dit kan onbedoelde en vervelende praktische en juridische gevolgen hebben voor de betreffende ouder en zijn of haar kind. Met medewerking van de moeder kan het ouderlijk gezag voor deze ouder alsnog worden gerealiseerd. Hierdoor krijgen ouders een gelijkwaardige juridische positie. 

« terug naar het overzicht