Wetsvoorstel voor wijzigen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in zake erkenning van gezag bij ongehuwden en niet-geregistreerde partners. De ongehuwde en niet-geregistreerde partner van de moeder die zijn of haar kind erkent, krijgt op basis van de huidige wetgeving geen gezag over het kind. Dit is anders bij gehuwde ouders, die wel automatisch gezamelijk gezag krijgen volgens de wet. In het wetsvoorstel zullen ook ongehuwden en niet-geregistreerde partners van rechtswege erkenning van gezag krijgen.
Afstammingsrecht en ouderlijk gezag
Het afstammingsrecht regelt wie ouder is van een kind vanuit juridisch oogpunt. Dit afstammingsrecht heegt gevolgen voor; de (wederkerige) onderhoudsplicht, erfrecht, naamrecht, nationaliteitsrecht en recht op omgang. Ouderlijk gezag staat hier echter los van.
Ouderlijk gezag houdt in: het recht alsmede de plicht om het kind op te voeden en te verzorgen. Hieruit vloeit voort het wettelijk bewind en vruchtgenot over het vermogen van het kind, alsook de bevoegdheid om het kind te vertegenwoordigen. Dit betekent dat de ouder met het gezag ook zeggenschap heeft over het kind.
Erkenning van gezag
Op dit moment worden ongehuwde partners wél juridisch ouder, maar krijgen zij volgens de huidige wetgeving niet automatisch gezag. Dit is bij gehuwde ouders wel het geval, zij krijgen gezamenlijk gezag. In het wetsvoorstel wordt dit verschil gelijk getrokken, zodat ook ongehuwde partners via de wet automatisch gezamenlijk gezag krijgen over het kind.
In het wetsvoorstel wordt gesproken van enige uitzonderingen op deze nieuwe situatie, bijvoorbeeld als een van de ouders onbevoegd is tot gezag, of als gezamenlijk wordt gekozen voor gezag van enkel de moeder. Dit dient door de ambtenaar van de burgerlijke stand te worden getoetst. Ook zijn er uitzonderingen mogelijk waartoe een rechter nodig is om de specifieke situatie te beoordelen.